Schaf het fiscaal genaderecht (nog) niet af

Jan Tuerlinckx
Tom De Clerck

Het fiscaal genaderecht is soms een antwoord op de complexe fiscaliteit in ons land. Onlangs raakte bekend dat minister van Financiën Johan Van Overtveldt vorig jaar in 301 dossiers gebruik heeft gemaakt van zijn genaderecht om belastingboetes en belastingverhogingen kwijt te schelden.

Onlangs raakte bekend dat minister van Financiën Johan Van Overtveldt vorig jaar in 301 dossiers gebruik heeft gemaakt van zijn genaderecht om belastingboetes en belastingverhogingen kwijt te schelden. Een recordaantal. Toch blijkt hij daar niet zo blij mee te zijn. Hij wil het fiscaal genaderecht, dat al sinds 1831 een prerogatief van de minister is, overhevelen naar de fiscale Bemiddelingsdienst. Hoewel de minister zich voor het uitoefenen van zijn genaderecht laat bijstaan door de fiscale administratie, is het toch aangewezen dat het recht bij de minister blijft, die uiteindelijk en met meer empathisch vermogen zijn individueel oordeel kan laten doorwegen.

Het is van groot belang dat het fiscaal genaderecht blijft bestaan en wordt toegepast waar nodig. In een land als België - waar in fiscale zaken federale en regionale wetten elkaar kruisen, reparatiewetgeving meer regel dan uitzondering is, een aangifte een vijfsterren sudoku is en het wetgevend kader garant staat voor complex en soms ook vaag taalgebruik - is het voor een belastingplichtige zeker niet gemakkelijk om door het fiscaal bos de bomen nog te zien. Koppel daaraan nog het feit dat een ter goeder trouw begane vergissing gezwind leidt tot de criminalisering van de belastingplichtige - belastingverhogingen van 50 procent zijn immers geen uitzonderingen - en men belandt al snel in de onrechtvaardigheid. De fiscale administratie heeft een bijzonder grote appreciatiebevoegdheid om fiscale boetes en belastingverhogingen op te leggen. De kritiek dat dat vaak leidt tot een willekeurige (lees: ongelijke) behandeling van belastingplichtigen, een rechtstaat onwaardig, is dan ook terecht.

Gevangenismuur

De fout ligt niet zozeer bij de fiscale administratie, maar bij het wetgevend kader dat te weinig genuanceerd is. In België geldt dat het verschil tussen fiscale fraude en fiscale ontwijking de dikte van een gevangenismuur is. Er zijn met andere woorden geen gradaties van fouten.

Veel hangt af van de persoonlijke interpretatie van de behandelende ambtenaar. Het zou dan ook beter zijn om met een getrapt systeem van bestraffing te werken. De Britse belastingadministratie is een voorbeeld. Die maakt niet alleen het onderscheid tussen belastingontwijking en -ontduiking, maar hanteert nog zes andere categorieën: niet-betalingen (als gevolg van insolvabiliteit), georganiseerde criminaliteit (fraudecarrousels), zwarte economie, juridische interpretaties, fouten en onzorgvuldigheid bij de aangifte. Een dergelijke doorgedreven segmentatie laat toe om afwijkend gedrag doeltreffender aan te pakken. Tegelijkertijd zal het bij de belastingplichtige rechtvaardiger overkomen als de fiscale administratie een correcte inschatting maakt van diens intentie. Een belastingplichtige die een verkeerde interpretatie van de wet toepaste, kan zich veel gemakkelijker neerleggen bij een milde beboeting dan als hij als fraudeur bestempeld wordt.

Wie een belastingverhoging van 50 procent of meer krijgt, is ook nog eens retroactieve nalatigheidsinteresten verschuldigd. Die variëren van 7 procent (directe belastingen) tot 9,6 procent (btw) per jaar. Hoewel men bij de minister ook kan verzoeken om kwijtschelding van interesten, leert de praktijk dat de belastingplichtige gewoon de gehele taxatie (inclusief boete en nalatigheidsinteresten) betwist. Dat is niet doeltreffend, noch voor de fiscale administratie, noch voor de belastingplichtige.

Sociale redenen

Zoals de minister al aangaf, is het genaderecht uitsluitend bedoeld voor wie humanitaire of sociale redenen kan inroepen. De kwijtschelding is vooral bedoeld voor belastingplichtigen die zich in een moeilijke financiële toestand bevinden. Die moet te wijten zijn aan een oorzaak buiten hun wil. Als de minister ondervraagd wordt over de 301 dossiers, zal blijken dat hij in die gevallen zelden rekening hield met de intentie die de belastingplichtige had op het ogenblik dat hij de geviseerde handeling stelde. Het bestraffen van onopzettelijk gedrag schiet nochtans geheel zijn doel voorbij. Soms wordt een belastingplichtige gestraft voor een zware professionele fout van zijn boekhouder. De vraag rijst of dat rechtvaardig is.

Zolang de wetgeving geen alternatief gradueel kader aanbiedt en de mogelijkheid tot bestraffing geheel bij de fiscale administratie ligt, mag het belang van het fiscaal genaderecht niet onderschat worden, ook niet door de minister zelf. Het is voor een belastingplichtige soms de enige manier om rechtvaardigheid te behalen. Genade is immers de overwinning van de empathie op de strenge letter van de wet, nietwaar?

Published under