Voordelen van alle aard “under attack”

Jan Tuerlinckx

De regering lijkt in het Zomerakkoord de doos van Pandora te hebben geopend met betrekking tot de forfaitaire waardering van de voordelen van alle aard, ondanks het feit dat er eigenlijk geen aanpassingen gebeurd zijn aan de waardering van de voordelen van alle aard.

Wat het Zomerakkoord wel doet is tal van nieuwe interestbepalingen invoeren. Mijn confrater en tevens collega columnist maakte hier enkele weken geleden al melding van het feit dat de belastingplichtige daarin gediscrimineerd wordt. Immers indien de belastingplichtige laattijdig betaalt aan de fiscus is hij interesten verschuldigd die 2% hoger liggen dan wanneer de belastingplichtige van diezelfde administratie geld terug te vorderen heeft. Ook werd bepaald  in het Zomerakkoord dat de interest maximaal de marktrente (4,41%) mag bedragen wanneer een bedrijfsleider geld leent aan de eigen vennootschap. Terwijl, in precies dezelfde omgekeerde situatie – waarbij dus de vennootschap aan de bedrijfsleider een lening toestaat – de belastingadministratie belasting heft als de interest minder dan 8,78% bedraagt. Het behoeft geen betoog dat een dergelijke discrepantie aanvoelt als kennelijk oneerlijk, ongelijk en discriminerend. Met betrekking tot deze aangelegenheid zullen in de nabije toekomst een aantal beslissingen volgen van het Grondwettelijk Hof.

Forfaitaire voordelen een schending van het mensenrechtenverdrag.

Ook internationaal staat de taxatie op forfaits onder druk. In een van mijn eerdere columns werd besproken hoe een Nederlandse belastingplichtige naar de Hoge Raad trok om aldaar het forfaitair roerend rendement in hun “box 3” aan te vechten. Dat rendement ligt hoger dan het werkelijke rendement dat de Nederlandse belastingplichtige vandaag redelijkerwijze op beleggingen kan realiseren. De Nederlandse belastingplichtige meende dat dit in strijd was met het Eerste Aanvullende Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Nederlandse belastingplichtige werd overigens bijgetreden door de Procureur Generaal. De Nederlandse Hoge Raad bevestigde het standpunt principieel, maar oordeelde dat het rendement toch nog met de realiteit overeenkomt aangezien dat rendement op middellange termijn moet worden beoordeeld. Het laat zich aanzien dat dergelijke redeneringen ook kunnen worden ingeroepen tegen bepaalde aspecten van de Belgische wetgeving.

De koning te gemakzuchtig?

In België heeft nu ook de Raad van State zich mogelijks onbewust in het debat gemoeid. De Raad van State moest een advies verstrekken bij het KB van 2 november 2017. Daarin wordt de forfaitaire waardering van het voordeel van alle aard in verband met kosteloos gebruik van pc's, tablet en internet aansluitingen of gsm bepaald.

Aangezien een voordeel van alle aard per definitie niet geldelijk is, moet de waarde daarvan worden vastgesteld ter bepaling van de belastbare grondslag. Het Wetboek Inkomstenbelastingen voorziet dat die grondslag moet worden bepaald op de werkelijke waarde en dan nog in hoofde van de belastingplichtige. Het is maar indien die werkelijke waarde niet eenduidig vastgesteld kan worden dat de Koning bevoegd is om die voordelen forfaitair te waarderen. Deze waarderingen hebben in het verleden reeds kwaad bloed gezet bij belastingplichtigen. Naar mening van de belastingplichtigen zijn deze voordelen vaak veel hoger dan de werkelijke waarde.

De Raad van State heeft nu stevige kritiek geformuleerd op de forfaitaire waarderingen. De Raad stelde immers vast dat het de wettelijke opdracht was van de Koning om de waardering zo kort mogelijk bij de werkelijke waarde te laten aansluiten. Met betrekking tot de genoemde voordelen inzake elektronica betwijfelt de Raad van State of de forfaitaire waarde van het voordeel wel de werkelijke waarde benadert. Dit advies was voor het Hof van Beroep te Antwerpen voldoende om de discussie aan te gaan met betrekking tot de forfaitaire intresten. Die forfaitaire interesten zijn door de Koning immers kennelijk hoger ingeschat dan de marktwaarde. Iedereen houdt nu de adem in wat het Hof van Beroep van Antwerpen zal oordelen. Maar iedere fiscale praktizijn zal het eens zijn dat dit de doos van Pandora van de forfaitaire waardering kan zijn.

Er volgen nog spannende tijden voor de belastingplichtigen die voordelen van alle aard krijgen, en die zijn ontzettend talrijk.

De koning in het ootje genomen?

Men zou zelfs nog een stapje verder kunnen gaan. De Koning vermag maar een forfaitaire waardering vaststellen indien individueel de werkelijke waarde niet bepaald kan worden. De vraag kan worden gesteld of dat niet zo goed als altijd zou kunnen. Ook daarmee zou dan zo goed als elke forfaitaire waardering van het voordeel van alle aard ter discussie kunnen worden gesteld. Indien dergelijke redenering wordt gevolgd, werd de Koning in het ootje genomen door de fiscale wetgever door hem die bevoegdheid om forfaitair te waarderen ten onrechte te delegeren.

Tenslotte zijn er nog drie opmerkingen te formuleren. Eén: er volgen nog spannende tijden voor de  belastingplichtigen die voordelen van alle aard genieten en die zijn ontzettend talrijk. Twee: vanzelfsprekend is het niet de Koning zelve die de beslissingen neemt. Als de wet die bevoegdheid toewijst aan de Koning dan wordt daar vanzelfsprekend de regering mee bedoeld. Maar afsluiten doen we met een wijsheid van Frank Zappa. Hij zei het al: de realiteit is zoals ze is, niet zoals je wilt dat ze is.

Published under